BTW en oninbare vorderingen

Als hoofdregel geldt dat ondernemers ter zake van door hen verrichte leveringen en diensten omzetbelasting (hierna BTW) in rekening moeten brengen aan hun afnemers. De in een tijdvak aan afnemers in rekening gebrachte BTW dient op aangifte te worden voldaan aan de fiscus. Voor deze afdracht is in beginsel niet van belang of de afnemer de factuur ook daadwerkelijk heeft voldaan of nog zal voldoen.

Zeker in economisch slechtere tijden worden ondernemers regelmatig geconfronteerd met onbetaald gebleven nota’s. In een dergelijke situatie is de in rekening gebrachte BTW al wel afgedragen aan de fiscus, maar nog niet ontvangen van de afnemer.

Gelukkig biedt de Wet op de omzetbelasting voor dit soort gevallen een oplossing. De reeds afgedragen BTW wordt op verzoek van de belastingplichtige (d.i. de ondernemer die de levering of dienst heeft verricht) teruggegeven. Om in aanmerking te komen voor een dergelijke teruggave dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan:
1. Het verzoek om teruggave moet worden gedaan bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan;
2. De indiener van het verzoek moet aannemelijk kunnen maken dat de in rekening gebrachte BTW niet is en ook niet zal worden ontvangen.

Uit de genoemde voorwaarden blijkt dat de ondernemer het bedrag van de teruggave niet zelfstandig mag verrekenen met de overigens in het zelfde tijdvak verschuldigde omzetbelasting. De inspecteur beslist op het verzoek om teruggave door middel van een voorbezwaar vatbare beschikking.

Uit de genoemde voorwaarde blijkt ook dat het verzoek om teruggave dient te worden gedaan zodra redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de betaling door de debiteur achterwege blijft. Uit jurisprudentie blijkt dat het verzoek om teruggave ook te laat kan worden gedaan, met als gevolg dat het verzoek als niet ontvankelijk wordt aangemerkt en de inspecteur op grond daarvan besluit geen teruggave te verlenen. Uit de jurisprudentie blijkt overigens ook dat een ondernemer enige beoordelingsvrijheid heeft met betrekking tot de vraag of betaling door een debiteur achterwege zal blijven. Zekerheid omtrent het achterwege blijven van een betaling is er ieder geval zodra het faillissement van een debiteur volledig is afgewikkeld.

Tot slot merken wij op de geen recht op teruggave bestaat voor zover de BTW ten onrechte in rekening wordt gebracht. Ten onrechte in rekening gebrachte BTW dient te allen tijde aan de fiscus te worden afgedragen.